“Wat is uw kamernummer?” vraagt de ontbijtmelddame van het Hampshire hotel. “1012” antwoord ik, ondertussen rondspeurend naar een vrije tafel waar ook Arvid nog aan kan schuiven. “Dat denk ik niet” krijg ik lachend terug. “Echt wel” denk ik, maar nog voor ik in discussie kan gaan corrigeert mijn eega de zaak. Dat is ook nodig, want ik heb even geen idee in welke kamer we lagen. “1012” heb ik tien minuten daarvoor op m’n shirt geplakt als startnummer in de Eindhoven marathon. M’n tweede marathon na Amsterdam vorig jaar. Beter voorbereid, maar geen perfecte en gevoelsmatig ook geen afgeronde voorbereiding.
Die voorbereiding hebben we wat dat laatste betreft in stijl afgesloten. Het hotel ligt aan de Vestdijk ter hoogte van de uitgang van het finishvak. Een perfecte locatie ten opzichte van start en finish. De laatste week was extreem druk, maar een lange nacht laat ons vast en zeker fris opstaan. Ik was vergeten hoe luidruchtig de zaterdagnachten in het centrum van Eindhoven zijn. Bij het eerste gejoel blijkt het half twaalf te zijn. Toch al anderhalf uur kunnen slapen denk ik dan nog. Om half twee heft iemand luidruchtig “Feyenoord, Feyenoord” aan. Ik droom het niet, vast iemand die ruzie zoekt. Ik sluit niet uit dat ik lang geleden de Eindhovense nacht ook weleens verstoord heb door onderaan het stadion “Hand in hand” op te voeren, maar vandaag hoeft het van mij niet. Om half zes begint de opbouw van het finishvak. De betonnen voetjes waar de hekken ingezet worden vallen zacht tikkend met een zekere regelmaat op het asfalt. Daar zou je niet wakker van worden. De achteruitrijdbuzzer van de heftruck die gebruikt wordt veroorzaakt veel meer overlast. Van een laatste rustige nacht komt zo weinig terecht. Arvid ligt aan de andere kant van het hotel, en heeft dezelfde ervaring. In zijn geval geen voetballiederen maar allerlei details over ene “Saskia” die kennelijk regelmatig in het Eindhovense uitgangsleven te vinden is.
Het nachtelijk lawaai mag dan niet veranderd zijn in 23 jaar, Eindhoven zelf is dat zeker wel. Het parcours voert ons langs veel bekende plekken, maar er is veel nieuwe hoogbouw bijgekomen, en een aantal Philips-domeinen zijn opengebroken en veranderd in hippe bedrijvenparken. Strijp, De Witte Dame, het NATLab; weg zijn de hekken en het is zoeken naar een Philips-logo. Alleen de Herdgang lijkt de andere kant opgegaan. Van een “gewoon” sportpark waar ik met het team Punch nog aan de zomeravondcompetitie meedeed naar een professioneel en formeel ogend trainingscomplex voor de grote jongens.
De Herdgang ligt langs de route in de laatste vijf kilometer. Ongeveer daar begint het, na 39 kilometer, echt zwaar te worden. Tot aan dit punt heb ik redelijk vlak kunnen lopen, al moet ik vanaf kilometer 30 regelmatig een tandje bijsteken, omdat ik lijk te vertragen. Als ik achteraf de geregistreerde splittijden zie twijfel ik daaraan. Naar het eind van de wedstrijd lijk ik juist iets te hebben versneld. Omdat ook bij kilometer 35 de man met de hamer nog niet is langs geweest heb ik door dat een eindtijd binnen vier uur niet alleen mogelijk, maar zelfs waarschijnlijk is. Vooraf had ik daar wel op gehoopt, maar niet van uit durven gaan. In het startvak heb ik mezelf nog voorgehouden dat het vandaag “een rondje met m’n loopmaatje plus een uurtje afzien” wordt.
De langste duurloop in de voorbereiding was 32 kilometer, en daarbij moest ik regelmatig flink aanpoten om bij te blijven. De regel schijnt te zijn dat de duurlopen in een langzamer tempo gaan dan de marathon, maar daar houden wij ons niet zo aan. Vertrokken op 5:30 per kilometer probeer ik daar zo lang mogelijk aan vast te houden.
De eerste helft van de wedstrijd door het Zuiden van Eindhoven duurt lang. De regelmatige dweilbandjes aan de kant hebben geen last van het frisse weer, want hun lange bontgekleurde jassen zijn duidelijk ontworpen met het oog op openluchtoptredens in de maand februari. Ook voor de lopers is de temperatuur eigenlijk prima. Zodra we in beweging zijn is het prima uit te houden. Naast de bandjes af en toe plukjes toeschouwers, die aangemoedigd worden door Kristel. Als ik Kristel in de komende weken tegenkom dan zal ik haar niet herkennen. Haar stem wel. In de eerste kilometer hoor ik haar al achter me, de verkeersregelaars bedankend. Ze legt aan de dame met wie ze samen loopt uit dat ze vandaag alle vrijwilligers gaat bedanken. En geloof me, dat bedoelde ze niet overdrachtelijk. Ze worden allemaal bedankt. En als ze niet teruggroeten volgt nog een persoonlijke aansporing om wel te reageren. Idem met de toeschouwers. Daar waar ze nog niet applaudisseren regelt Kristel het: “jullie mogen juichen!” En verdraaid, ze krijgt het iedere keer voor elkaar. Het juichen is grappig, maar na twintig kilometer gaat zelfs dat vrolijke stemmetje irriteren. Ergens bij een drankpost laat ik het duo achter me. Het wordt de komende 15 kilometer helemaal stil. Tot net voorbij de Herdgang. “Jullie mogen juichen!” Zie je, ik ben aan het wegzakken.
Die 15 stille kilometers voeren ons langs Woensel. Dat was vroeger al zo’n eind fietsen. Niet het leukste stuk van Eindhoven. Het is wel het deel van de wedstrijd waar het vertrouwen groeit. Zelfs dusdanig dat ik m’n instant magnesium stick tegen kramp naar een medeloper gooi die net voorbij kilometer 30 z’n benen gaat strekken. Hij kijkt me verbaasd aan, maar raapt m wel op. Half omgedraaid roep ik ‘m nog toe dat het goed voor ‘m is tegen de kramp. Als ik weer voor me kijk realiseer ik me dat ik die stick dus zelf niet meer kan nemen. Tussen de oren is de overtuiging waarschijnlijk al gegroeid dat het deze keer ook niet met kramp gaat eindigen. Ik zeg het nog een keer bewust tegen mezelf en ga door met het op gezette tijden wegwerken van m’n gelletjes.
In het stuk door Woensel beginnen de deelnemers aan de estafetteloop meer en meer op te vallen. Het snelheidsverschil is, zeker net na de wissels, groot, en leidt om me heen tot de nodige opmerkingen. Wel een leuk concept.
Bij de laatste drankpost voor we Eindhoven weer inrollen staat, onverwachts, de Amstelhof delegatie van de dag. Ik heb net m’n mond vol en kan niet meteen antwoorden op de vraag hoe het gaat. “In ieder geval onder de vier uur” is zo’n beetje het maximale wat eruit komt. En dat gaat inderdaad gebeuren. In het centrum is het echt druk met toeschouwers. Vanuit de haag van toeschouwers komen van links en rechts nog op de persoon gerichte aanmoedigingen. Ik heb m’n aandacht vooral nodig om m’n stappen goed te blijven maken. Het contact met de steentjes voelt niet vloeiend meer. Het lijkt wel of ze omhoogkomen juist wanneer ik ze naar beneden wil duwen, en omgekeerd. De laatste kilometer over Stratums Eind waar geen dranghekken staan, maar het op dit tijdstip nog relatief rustig is. Voldoende toeschouwers, maar geen rijen dikke haag. Voor mij persoonlijk wel een PR op Stratums Eind. Zo snel, en droog, ben ik hier nog nooit doorheen gekomen.
Links en nog een keer links bij het Mandarin restaurant. Langs de blauwe zee van vlaggetjes bij de hoofdsponsor en afklokken. Ruim zeventien minuten sneller dan in Amsterdam. Dank je wel Eindhoven; je bent veel veranderd, maar nog steeds een keigekke stad. Misschien wel inderdaad “de gekstuh”…
Reactie schrijven