Het was vandaag warm, te warm misschien wel om lekker een marathon te lopen. Gelukkig hoefde ik zelf maar een kwart van de klassieke afstand. Zelfs dat was, met vijf kilo water op m’n rug, al behoorlijk inspannend.
Afgereisd om in het Kralingse bos de Amstelhof deelnemers bij kilometer 32 aan te moedigen en zo nodig te voorzien van water, geldrink of magnesium. Van de magnesiumsticks had ik er een paar extra bijgestoken. Nog voor de eerste Amstelhof-loper zich meldde had ik met zo’n stick eerste hulp verleend aan een loper die de hamstrings krampvrij probeerde te strekken. Goed voorbereid als ze zijn kon ik bij de Amstelhof-delegatie slechts één stick kwijt. De rest van de voorraad is derhalve gesleten aan onbekende krampgevallen. Jammer dat ik niet weet of het soelaas heeft geboden, maar ik vrees ervoor als de kramp eenmaal heeft toegeslagen.
Via de app van de organisatie is goed te volgen wanneer de collega’s zich gaan aandienen en in welke volgorde. Rob is de eerste die voorbij zal komen. In afwachting van hem observeer ik de verschillende loopstijlen en bijzonderheden. Zo leer ik dat er heel verschillende geluiden te maken zijn bij het ledigen van de maag via de slokdarm. Een jongedame die nog een vinger gebruikt om een en ander op gang te brengen maakt, terwijl ze op een meter afstand staat, totaal geen geluid. De heer die aan de overzijde van de weg zich voorover buigt heeft geen hulpmiddelen nodig om te starten. Stoppen is moeilijker zo te horen en te zien. Geluidloos is het zeker niet. Het geluid is moeilijk te beschrijven, maar het lijkt nog het meest op dat van een varken dat met lichte dwang gemaand wordt om elders te gaan staan. Ik ben al lang blij dat geen van deze lopers echt omtuimelt, want dan moet ik nog echt in actie komen als EHBO’er. En met deze beelden is dat geen aantrekkelijk vooruitzicht.
De app maakt het goed mogelijk om mijn logistiek te plannen. Stukje meerennen met Rob, kijken wat hij nodig heeft. Dan tijd om vers water uit de rugzak te pakken en Ronald op te wachten. En dan weer tijd om twee flessen, twee gels, twee sticks te pakken, want Ton en Robert lopen gelijk op.
Rob gaat schuil in de grote groep die bij de pacers met eindtijd 4 uur lopen. Het is dat hij me aanspreekt anders had ik hem gemist. Hij geeft aan niets nodig te hebben en is er weer vandoor. Zag er nog soepel uit. Lekkere verzorger ben ik, herkent z’n sporters niet. Gelukkig heb ik van de andere drie Facebook-posts gezien van het startnummer op het officiële event-shirt. Ik zoek dus witte shirts.
Ik kijk nog een keer op de app, en ontdek dat niet Ronald, maar Ton en Robert aanstaande zijn. Gooien ze m’n logistiek in de war! Snel m’n voorraad aanvullen voor twee afnemers. Daar is Ton! Alleen! Ik loop een stukje met ‘m op, en het is duidelijk dat de condities zwaar zijn. Ik vraag naar Robert, en die blijkt drie meter voor ons te lopen! In de oranje clubkleuren. Aan hem moet ik natuurlijk even kwijt dat ik daarnet een shirt zag met de tekst “Ik kan veel harder, maar vandaag kijk ik vogeltjes”. Een onderonsje, Robert heeft nog puf genoeg om er lachend op te reageren.
Ik stap weer uit om Ronald op te vangen. Hij zit niet zoveel verder. Meteen duidelijk dat hij er niet lekker bij loopt. Kramp! Vanaf kilometer 25. Ik loop met ‘m mee, en denk aan de feedback die Simone na Amsterdam gaf. “Fijn dat je op dat stuk bleef ouwehoeren, dat leidde tenminste af”. Nu heeft Ronald ook langs de kant voldoende afleiding want er staan hier veel bekenden. Voor hem een extra reden om niet uit de wedstrijd te stappen.
Bij de eerstvolgende drankpost lopen we plots naast Robert en Ton die een stuk wandelen. De drie zullen in elkaars buurt blijven. Tot aan kilometer 37 ren ik mee, letterlijk als waterdrager. Daar gaan ze de bocht om, op weg naar de Coolsingel.
Wat mij rest, is om de overgebleven hoeveelheid water te slijten. Onder andere aan Petrus die ik vanuit het Almeerse (her)ken. Ook al loopt ie hier met “Willem” op z’n borst. Petrus is één van de snellere lopers bij de wedstrijdjes in Almere, maar hier loopt ie ergens in de buurt van de mensen die er ruim vierenhalfuur over gaan doen. Petrus heeft alle tijd om uit te leggen hoe dat komt. Lekker op weg voelde hij een pijntje waarna hij besloot om op een terrasje wat te drinken en te eten. Toen het eigenlijk wel weer ging, vervolgens besloten om toch maar weer verder te lopen. En nu dus alle tijd voor een praatje.
De laatste bekende loper die voorbijkomt is een collega van het werk. Als ik zie dat hij even verderop gaat wandelen ren ik ‘m achteraan om te vragen of ie nog wat nodig heeft. Z’n antwoord is duidelijk; “ja, geen kramp in m’n linkerkuit, m’n rechterhamstring, en m’n beide liezen”. Dat worden nog zeven lange kilometers vrees ik.
Tegen de tijd dat ik m’n auto teruggevonden heb, is Rob binnen. Onder de vier uur. Ik betwijfel of ik ‘m dat vandaag nagedaan zou hebben. Ik heb er zo’n tien kilometer opzitten en dat voelt als behoorlijk veel.
Reactie schrijven