Minder dan vierentwintig uur voor de start van m`n eerste marathon. Het
lijf is redelijk rustig, maar het hoofd mokt een beetje. Toch wat last van wedstrijdspanning vrees ik. Nu herken ik die spanning wel van m`n eerste 10 kilometer, m`n eerste halve marathon
en de Elfsteden-estafette, maar 42 kilometer is toch weer andere pâté.
Voor een deel zal de spanning veroorzaakt worden door de logistieke
vragen. Niets vergeten in te pakken, op tijd in Amsterdam komen, omkleden en spullen inleveren zodat we op tijd in het vak komen staan.
Deel van de spanning komt ook uit de bekende twijfel; “Heb ik wel
genoeg gedaan?” Een vraag die heel veel lopers volgens mij hebben. De afgelopen week heb ik hem een aantal keren horen stellen. Vooral in die laatste week voelt het erg tegenstrijdig om vooral
rust te houden. Daar komt bij dat ik me erg laat heb laten overhalen om in te schrijven. Pas eind augustus startte m`n voorbereiding. Uiteindelijk het opgestelde schema ook niet helemaal
kunnen volgen, maar de duurloopjes zitten er in ieder geval op.
De langste duurloop van 35 kilometer werd uiteindelijk afgesloten door
afwisselend te wandelen en te rennen. Toch te snel gelopen. Dit levert de grootste twijfel voor morgen op. In welk tempo starten? Vanwege de 35 km ervaring schroef ik het tempo in ieder geval
terug naar 5:45 per kilometer. Binnenkomen binnen vier uur wordt daarmee wat minder waarschijnlijk, maar de kans op uitlopen zonder krampen neemt, denk en hoop ik, significant
toe.
Wat overblijft aan te nemen besluiten is wat mee te slepen
tijdens de wedstrijd. Alle gels en drinkflacons die redelijkerwijs te dragen zijn. Mouwstukken, handschoenen en een windjackje. Maar die laatste hoeven niet de hele rit mee, want onderweg staan
een aantal clubgenoten die nog water en gels aanreiken. Zien we onderweg wel of aanvullen nodig is, en waar de extra kleding afgegeven mag.
En dan maar vertrouwen dat we het Olympisch stadion binnen mogen lopen.
Dat blijft een mooie plek om zelf te rennen. Ik weet nog steeds niet welke van twee gedachten dan gaat overheersen; “dit nooit meer” of “voortaan een jaarlijkse marathon”. We gaan het
meemaken.
Reactie schrijven